Home » 3 Onderzoek naar de veiligheid van de gebouwen buiten de scope

3 Onderzoek naar de veiligheid van de gebouwen buiten de scope

Wij hebben vijf onderzoeken gedaan om te toetsen of het voldoende aannemelijk is dat de gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen:

In de afsluitende paragraaf 3.6 vindt u een samenvatting van de resultaten en wat dit betekent voor ons onderzoek.

3.1 Onderzoek naar typologisch te beoordelen gebouwen

Voordat wij ingaan op hoe wij het onderzoek naar typologisch te beoordelen gebouwen hebben uitgevoerd, is het belangrijk om het een en ander over de typologieaanpak en typologische beoordelingen te weten. 

Wat is de typologieaanpak en een typologisch te beoordelen gebouw?

De typologieaanpak die TNO heeft ontwikkeld, is een methode om gebouwen die tot de scope behoren op een effectieve en efficiënte manier te toetsen op de Meijdam-norm. Bij deze aanpak wordt een gebouw na een opname aan de hand van de constructieve kenmerken ingedeeld in een typologie.12 Per typologie is nagegaan hoe een gebouw van dat type reageert op een aardbeving (de seismische weerstand). Dat wordt weergegeven in zogenoemde (geografische) ‘vlekkenkaarten’. Is een gebouw daadwerkelijk toe te delen aan een specifieke typologie en valt de locatie buiten de vlek die TNO voor die typologie op de kaart van Groningen heeft weergegeven, dan voldoet het aan de Meijdam-norm. Valt een gebouw van die typologie binnen de vlek, dan moet een nadere, individuele beschouwing plaatsvinden om vast te stellen of – en welke – versterking er nodig is. 

Uitgevoerd onderzoek en resultaat

Het ACVG heeft bekeken of er gebouwen zijn die niet in de scope zitten, maar wel toe te delen zijn aan een gevalideerde typologie én binnen de vlek van die typologie vallen. Dat is namelijk een indicatie dat er gebouwen buiten de scope zijn die mogelijk niet aan de Meijdam-norm voldoen (zie figuur 3). Het ACVG heeft die gebouwen vervolgens nader onderzocht. Een uitgebreide beschrijving van ons onderzoek is opgenomen in bijlage C. Daarin is de aanpak ook schematisch weergegeven.

Figuur 3 – Deze figuur illustreert hoe het ACVG op zoek is gegaan naar gebouwen die toe te delen zijn aan een typologie, binnen de vlek vallen, maar niet in de scope zitten. De stippen en ruiten stellen gebouwen voor.

Het ACVG heeft dit onderzoek uitgevoerd bij de gevalideerde TNO-typologieën die op dat moment beschikbaar waren (METSELWERK 1, 2, 5, 6 en 7, inclusief BETON 1c). De focus bij dit onderzoeksspoor lag daarmee op vrijstaande gebouwen, rijtjeswoningen en twee-onder-een-kapwoningen.

Voor het onderzoek van deze gebouwen hebben wij stapsgewijs, per typologie, de gebouwen onderzocht die buiten de scope en binnen de vlekken van die typologieën vallen. Daarvoor hebben wij de vraag beantwoord of zij daadwerkelijk tot de betreffende typologie behoren die op die locatie mogelijk niet aan de Meijdam-norm voldoet. Wij hebben openbare informatiebronnen gebruikt zoals de BAG, Cyclomedia, Google Earth en Google Street View, waar nodig aangevuld met stukken uit bouwarchieven.

Wij hebben de gebouwen eerst globaal beschouwd: hebben zij een verblijfsfunctie, is een gebouw duidelijk niet toe te delen aan een typologie omdat het bijvoorbeeld gaat om een woonboot, etc.? De resterende gebouwen hebben wij meer in detail bekeken: welke adressen zijn op basis van uiterlijke kenmerken of bouwtekeningen toe te delen aan een typologie die op de betreffende locatie mogelijk niet aan de norm voldoet?

Bij dit onderzoek zijn 31 adressen aangetroffen, die met grote zekerheid tot METSELWERK 2 behoren en in de vlek daarvan vallen.13 Het ACVG heeft vervolgens deze adressen nader onderzocht om te beoordelen of het daadwerkelijk aannemelijk is dat de bijbehorende gebouwen niet aan de Meijdam-norm voldoen. Uit nadere bestudering van de bouwtekeningen blijkt dat bij deze gebouwen interne stabiliteitswanden aanwezig zijn, die vanaf de buitenkant bij de eerdere studie niet te zien waren.

Het ACVG verwacht daarom dat deze gebouwen bij een nadere beschouwing op basis van de NPR 9998 geen versterking nodig hebben. De constructie van deze gebouwen zal zich bij een seismische belasting niet gedragen als een gebouw binnen de METSELWERK 2-typologie; het gedrag zal meer vergelijkbaar zijn met dat van gebouwen in typologie METSELWERK 1. Voor deze typologie liggen de beschouwde adressen buiten de vlek en voldoen aan de Meijdam-norm.

Ter controle van de eigen onderzoeksresultaten heeft het ACVG in gesprekken met gemeenten gevraagd of zij indicaties hebben dat er adressen buiten de scope vallen die volgens de typologieaanpak mogelijk niet aan de Meijdam-norm voldoen. Dit heeft ertoe geleid dat het ACVG een analyse van de gemeente Eemsdelta heeft ontvangen. Daarin heeft deze gemeente gebouwen gesignaleerd die niet tot de scope behoren, maar wel binnen de vlek van METSELWERK 2 liggen.

Onder deze gebouwen bevinden zich de 31 hiervoor besproken adressen die volgens ons geen versterking nodig zullen hebben. Daarnaast betreft het gebouwen die na bestudering van de beschrijving en een controle via Streetview niet tot de typologie METSELWERK 2 kunnen behoren. Daarmee is het aannemelijk dat de gebouwen buiten de scope, die kunnen worden toegedeeld aan de typologieën die het ACVG heeft onderzocht en waarop geen uitsluitingsgronden van toepassing zijn, aan de Meijdam-norm voldoen. 

3.2 NPR-gebaseerde analyse van vijftien geselecteerde LOOV-gebouwen die (oorspronkelijk) buiten de scope vielen (steekproef)

Het ACVG heeft aan de hand van een selecte steekproef een beperkt aantal (zorgvuldig uitgekozen) gebouwen beschouwd om te bezien of zij aan de Meijdam-norm voldoen. Dit zijn gebouwen die via LOOV zijn toegevoegd. Bij LOOV kunnen gebouwen worden aangemeld die niet tot de scope behoren, maar waarvan wordt gedacht dat zij niet aan de Meijdam-norm voldoen. Na een beoordeling kunnen die vervolgens worden toegevoegd (zie ook paragraaf 4.2). Als de door ons onderzochte gebouwen een versterkingsadvies krijgen, is dat een indicatie dat er gebouwen buiten de scope kunnen zijn die niet aan de Meijdam-norm voldoen. In deze paragraaf beschrijven wij ons onderzoek. Een uitgebreidere beschrijving hiervan vindt u in bijlage D.

Uitgevoerd onderzoek

Dit deelonderzoek is gericht op veiligheidsbeoordelingen van gebouwen die via LOOV alsnog zijn toegevoegd. Als blijkt dat veel van deze gebouwen, die aanvankelijk niet in de scope zaten, toch versterking nodig hebben, is dat een belangrijk signaal dat de scope niet volledig is.

Aan het begin van ons onderzoek hebben wij de NCG gevraagd naar de resultaten van al uitgevoerde veiligheidsbeoordelingen van bij LOOV gemelde gebouwen. Tegen de verwachting in waren die beoordelingen niet beschikbaar. Het ACVG heeft daarom verzocht de beoordeling van een aantal gebouwen uit deze groep voorrang te geven in de bestaande planning. Na afstemming met zijn opdrachtgevers heeft de NCG besloten om dit te doen.

In 2020 heeft de NCG 126 gebouwen na een LOOV-aanvraag alsnog aan de scope toegevoegd. Het ACVG heeft hieruit zestien gebouwen (adressen) geselecteerd met een onderscheid naar niveau van seismische dreiging (laag, midden, hoog) en bouwjaar (<1940, 1940-1970, >1970). Waar beschikbaar hebben wij per combinatie van dreigingsniveau en bouwjaar één gebouw geselecteerd. Dit is gedaan op basis van uiterlijke kenmerken. Al deze gebouwen zijn vrijstaand. De selectie hebben wij verder aangevuld met een agrarisch gebouw per niveau van seismische dreiging en vier reservegebouwen.14 Een van de zestien adressen is afgevallen, omdat deze door een ernstig constructief probleem niet aan de huidige bouwregelgeving (NEN 8700) voldoet.

De NCG heeft twee ingenieursbureaus gevraagd de gebouwen op te nemen en te beoordelen. Tijdens dat traject hebben wij op verschillende momenten contact gehad met de beide bureaus en de NCG om de gehanteerde berekeningsmethode, de bevindingen en de aannames te volgen. Ons doel hierbij was om – als een gebouw niet aan de norm bleek te voldoen – te kunnen begrijpen wat volgens de berekening de kwetsbare constructieve elementen van een gebouw waren, en waarom.

Alle berekeningen zijn (regulier) uitgevoerd met de NPR 9998:2020, tijdvak 5. De werkwijze van de bureaus bleek daarbij te variëren: waar het ene bureau zeer gedetailleerde NLTH-berekeningen heeft uitgevoerd, heeft het andere bureau gekozen voor een aanpak waarbij – waar mogelijk – eenvoudig is gerekend (NLPO of Non-Linear Kinematic Analysis) en gedetailleerd indien noodzakelijk (local-NLTH).

Tijdens de berekeningen werden soms aannames gedaan of werd een voorbehoud opgenomen, bijvoorbeeld omdat men na de eerste opname niet zeker was hoe verschillende delen van het gebouw met elkaar verbonden waren. In een dergelijk geval werd in de berekening uitgegaan van het negatiefste scenario en daarmee een veilige aanname. Het effect daarvan op de uitkomsten was groot.

Omdat wij het belangrijk vonden dat de berekeningen van de gebouwen in de steekproef een goed beeld gaven van de veiligheid, hebben wij de bureaus gevraagd om waar mogelijk de onzekere punten te controleren. Dit was in sommige gevallen mogelijk, maar niet altijd. Hierdoor bleef een aantal aannames of voorbehouden bestaan. Deze onzekerheid heeft geleid tot meer en/of zwaardere versterkingsmaatregelen dan wellicht strikt noodzakelijk.

Uiteindelijk hebben wij voor de vijftien gebouwen zowel de berekeningen als het (technische en bewonersvriendelijke) versterkingsadvies ontvangen. De versterkingsadviezen bevatten ook, los van de genoemde aannames en voorbehouden, in een aantal gevallen opvallend meer maatregelen dan op basis van het resultaat van de berekeningen mocht worden verwacht. Voor onze bevindingen hebben wij ons daarom niet gebaseerd op de versterkingsadviezen, maar op de feitelijke berekeningen.

Resultaat van het onderzoek

De berekeningen waren allemaal van degelijke kwaliteit. Ten minste zes van de gebouwen in de selecte steekproef blijken zeker niet aan de Meijdam-norm te voldoen.
 
Het aantal gebouwen uit de steekproef dat een versterkingsadvies heeft gekregen, is aanzienlijk groter: elf van de vijftien. Dit komt deels door de eerdergenoemde, behoudende aannames. Maar deels komt dit ook door de interpretaties van de uitkomsten van de berekeningen in relatie tot de Meijdam-norm, en de vertaling daarvan naar concrete versterkingsmaatregelen. In beide vertaalstappen constateren wij een vaak voorzichtige en behoudende aanpak die eerder dan strikt noodzakelijk leidt tot een versterkingsadvies. De steekproef biedt daarmee een ongunstiger beeld over gebouwen buiten de scope die niet aan de Meijdam-norm voldoen.
 
Wij hebben een aantal overeenkomsten in de resultaten van de steekproef geconstateerd:

Opvallend: in geen van de gevallen was dit 1-op-1 de omstandigheid die de eigenaar bij de betreffende LOOV-melding had omschreven als zorgelijk.

Met deze constateringen hebben wij nu reden om aan te nemen dat het niet voldoende aannemelijk is dat de gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen. De steekproef is echter beperkt. Om daadwerkelijk een uitspraak te kunnen doen, zullen wij deze en andere resultaten in hoofdstuk 5 nader beschouwen.

3.3 Onderzoek onder adressen met schademelding(en)

Het ACVG heeft onderzocht of uit schademeldingen (géén AOS) kan worden afgeleid of het aannemelijk is dat gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen. Naar onze deskundige mening kan schade ertoe leiden dat een gebouw niet meer aan de norm voldoet, bijvoorbeeld door de aard, ernst en herhaling ervan. In eerdere adviezen hebben wij aandacht gevraagd voor de kwetsbaarheid van gebouwen bij meervoudige constructieve schade en geadviseerd om informatie hierover te betrekken bij het vaststellen van risicoprofielen.15, 16

De relatie tussen schade en het constructieve gedrag van een gebouw bij een aardbeving is complex. Schade kan dit gedrag zodanig beïnvloeden dat de veiligheid bij een seismische belasting afneemt. Het is echter ook mogelijk dat scheuren in gebouwen juist leiden tot een grotere verplaatsingscapaciteit, wat een positief effect kan hebben op de seismische belasting die het gebouw aankan, vooral bij in-het-vlak bezwijken. Ook is het mogelijk dat schade nauwelijks effect heeft. Tot op heden is de kennis over de relatie tussen schade en het constructieve gedrag van een gebouw bij een aardbeving beperkt.

Uitgevoerd onderzoek en resultaat

Bij de start van dit onderzoek waren wij ons ervan bewust dat er nog weinig bekend is over de relatie tussen schade en de noodzaak tot versterken. Hoewel het IMG beschikt over gegevens van ongeveer 170.000 schademeldingen, zowel bij gebouwen binnen als buiten de scope, zijn er geen veiligheidsbeoordelingen die naar aanleiding van schade (géén AOS) aan de NCG zijn doorgegeven. Toch hebben wij een poging ondernomen om op basis van schadegegevens een indicatie te krijgen of de gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen. U leest de details daarover in bijlage E.

Wij hebben voor dit onderzoek de data willen benutten die bij het IMG beschikbaar zijn over de schademeldingen, waarbij ons doel was om daaruit de gebouwen met zwaardere constructieve schade naar boven te halen. Het IMG heeft tot medio 2021 echter beperkte gegevens over schademeldingen geregistreerd. Daarbij was het IMG door de privacywetgeving ook beperkt in het delen van deze data. Het ACVG heeft daarom meer focus aangebracht in het initiële verzoek en gevraagd bij hoeveel gebouwen buiten de scope er meer dan vier schademeldingen zijn gedaan op hetzelfde adres. Dit aantal is pragmatisch gekozen om de omvang van de dataset te beperken. Het betekent niet dat er pas vanaf vijf schademeldingen sprake kan zijn van een aantasting van de seismische capaciteit van een gebouw. Dit hangt immers vooral af van de aard en ernst van de schade.

Uit de inventarisatie kwam naar voren dat er 5.141 adressen zijn met meer dan vier schademeldingen binnen het werkgebied van het IMG. Van deze adressen behoren er 3.369 niet tot de scope. Het ACVG is nagegaan of er uit het databestand indicaties te herleiden zijn dat de veiligheid in deze groep is beïnvloed door schade. Dit hebben wij gedaan door het verband te onderzoeken tussen enerzijds het aantal schademeldingen en het schadebedrag per adres, en anderzijds de plaatselijke seismische belasting.17 Als de aard en omvang van schade toenemen met de seismische belasting, dan zijn bij zware aardbevingsbelastingen eerder onveilige situaties te verwachten (ook al blijft de relatie tussen schade en aardbevingsbestendigheid hiermee onzeker). Wij hebben echter geen duidelijk verband kunnen ontdekken. Op basis van de gegevens over schademeldingen die het IMG voor medio 2021 heeft geregistreerd, lukt dat simpelweg niet.

Die bevinding laat onverlet dat schade in individuele gevallen invloed kan hebben op de seismische weerstand en op het individueel risico. Zo zijn er situaties waarin het duidelijk is dat schade het constructieve gedrag van een gebouw bij een seismische belasting negatief beïnvloedt. Dit betreft bijvoorbeeld scheuren bij een verbinding tussen twee wanden. Wanden kunnen dan sneller uit-het-vlak falen.

Sinds de tweede helft van 2021 legt het IMG systematisch meer gegevens vast over schademeldingen, waardoor er nieuwe mogelijkheden zijn ontstaan. Wij hebben daarom verder gesproken met het IMG hoe deze data kunnen worden gebruikt om eventuele risicovolle gebouwen te identificeren. Daarbij hebben wij gekeken naar de schadeparameter die bij TU Delft in ontwikkeling is. Gezien de tijd die het nader uitwerken en testen van deze methode kost, was het niet mogelijk om de resultaten hiervan al te gebruiken voor ons onderzoek. Wel zijn die mogelijk later toepasbaar bij het identificeren van eventuele risicovolle gebouwen buiten de scope.

Ten aanzien van de vraag of het aannemelijk is dat de gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen, kan het ACVG geen conclusies trekken uit het onderzoek onder schademeldingen bij het IMG. Er is nader onderzoek nodig naar de invloed van schade op constructies.

Naast deze blik op schademeldingen bij het IMG heeft het ACVG ook onderzoek gedaan naar de AOS-meldingen bij het IMG. Hierover meer in de volgende paragraaf.

3.4 Onderzoek onder adressen met een AOS-melding

Het ACVG heeft onderzocht of gegrond en ongegrond verklaarde AOS-meldingen bij gebouwen buiten de scope iets zeggen over of het aannemelijk is dat de gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen.
 
Bij dit onderzoek komen wij twee vormen van veiligheid tegen, waarvan het belangrijk is om het verschil te kennen:

Wanneer het IMG een AOS-melding krijgt, is een toets op de constructieve veiligheid bij regulier gebruik aan de orde. Het IMG doet dit op basis van NEN 8700, aangevuld met een inventarisatie van gebouwelementen die een risico kunnen vormen bij aardbevingen. Een beoordeling van de veiligheid bij seismische belasting gebeurt op basis van de Meijdam-norm en maakt hiervan geen deel uit.
 
Een AOS-melding kan een indicatie geven dat een gebouw niet voldoet aan de Meijdam-norm, maar het IMG toetst niet daarop. Bij een gebouw met waterlekkage in een meterkast is sprake van een AOS, maar het gebouw kan op dat moment wel voldoen aan de norm voor constructieve veiligheid bij regulier gebruik én aan de Meijdam-norm. Ook een constructief onveilige situatie, zoals een door houtrot aangetaste draagbalk van een begane grondvloer, hoeft niet altijd te betekenen dat het veiligheidsoordeel in de zin van de Meijdam-norm negatief zal zijn. In dit onderzoek hebben wij ons alleen gericht op AOS’en die ook invloed hebben op de veiligheid van het gebouw bij seismische belasting.

Uitgevoerd onderzoek en resultaat

Bij de start van dit adviestraject was de verwachting dat het ACVG gebruik zou kunnen maken van veiligheidsbeoordelingen van gebouwen die na een gegrond verklaarde AOS aan de scope zijn toegevoegd. Zo zijn er in de periode 2019-2021 jaarlijks gemiddeld 630 AOS-meldingen gedaan, waarvan ieder jaar ruim honderd meldingen gegrond waren.18 De gegrond verklaarde meldingen worden doorgezet naar de NCG. Er bleken echter nog geen veiligheidsbeoordelingen van deze gevallen beschikbaar, omdat zij geen bijzondere prioriteit hebben en (tot op heden) onderaan de werklijst van de NCG worden geplaatst. 

Het ACVG heeft daarop besloten zijn onderzoek bij te stellen en twee analyses op basis van expert judgement uit te voeren. U vindt deze analyses uitgebreid terug in bijlage F.

Ten eerste hebben wij dossiers bestudeerd van 52 adressen buiten de scope. Dit zijn adressen die zijn voortgekomen uit 59 gegronde AOS-meldingen die het IMG aan het ACVG heeft overhandigd. Voor deze 59 meldingen heeft het IMG ook expliciet de aandacht van de NCG gevraagd vanwege een aantal specifieke aandachtspunten.19 Daarop heeft de NCG besloten deze gevallen nader te beschouwen. Ten tweede hebben we negen adressen van de NCG geanalyseerd. Dit zijn adressen die al in de scope waren opgenomen en een versterkingsadvies hebben gekregen, waarbij ook sprake was van een AOS-melding. 

Uit deze analyses komt naar voren:

Bij de overige 48 adressen kon dit niet worden vastgesteld, omdat dat uit de beschikbare informatie niet was af te leiden.

Uit deze analyses blijkt dat het aannemelijk is dat er gebouwen met gegrond verklaarde AOS-meldingen voorkomen buiten de scope, waarbij de seismische weerstand negatief is beïnvloed.

3.5 Quickscans

Van enkele bronnen was tijdens het opstellen van ons plan van aanpak nog onzeker of zij bruikbare informatie konden opleveren voor een toets op de hypothese. Ook was het niet uitgesloten dat wij tijdens ons onderzoek nog nieuwe, potentiële informatiebronnen zouden vinden. Wij hebben er daarom voor gekozen om in dergelijke gevallen via snelle verkennende studies (quickscans) te achterhalen of nader onderzoek naar deze bronnen een meerwaarde zou hebben voor onze toets. 

Wij hebben met quickscans de volgende bronnen verkend:

Wij hebben in alle gevallen geconcludeerd dat nader onderzoek niet zinvol zou zijn. Voor meer details wordt verwezen naar bijlage G.

3.6 Samenvatting van het onderzoek naar de veiligheid van de gebouwen buiten de scope

3.6.1 Resultaat per deelonderzoek

Onze bevindingen per deelonderzoek naar de veiligheid van de gebouwen buiten de scope: 

Typologisch te beoordelen gebouwen

Uit onze analyse naar typologisch te beoordelen gebouwen is gebleken dat het aannemelijk is dat deze gebouwen, als zij niet in de scope zijn opgenomen, aan de Meijdam-norm voldoen. Wij hebben onderzocht of er gebouwen buiten de scope zijn die kunnen worden toegedeeld aan een gevalideerde TNO-typologie en binnen het vastgestelde gebied (de ’vlek’) vallen waar versterking mogelijk nodig is. Wanneer hieruit gebouwen naar voren kwamen, is vervolgens beoordeeld of het daadwerkelijk aannemelijk is dat die gebouwen niet aan de norm voldoen. Bij dit onderzoek zijn geen gebouwen naar voren gekomen die naar verwachting niet aan de Meijdam-norm voldoen.

Veiligheidsbeoordeling van gebouwen die (oorspronkelijk) buiten de scope vielen

Uit een selecte steekproef onder agrarische en vrijstaande gebouwen die oorspronkelijk buiten de scope vielen en bij LOOV zijn aangemeld, komen gebouwen naar voren die volgens een berekening evident niet aan de Meijdam-norm voldoen. De constructieve elementen die aanleiding geven tot de normoverschrijdingen houden verband met het uit-het-vlak-gedrag van relatief kwetsbare dragende wanden en met zware gebouwelementen die bij hun val een voortschrijdende instorting kunnen veroorzaken. De kwetsbare constructieve elementen die daadwerkelijk het probleem vormden, waren doorgaans niet opgemerkt door de gebouweigenaar, die daarvoor ook niet de kennis heeft. Zij waren dan ook niet de reden dat de gebouwen bij LOOV waren aangemeld. Dat betekent dat ook andere gebouweigenaren buiten de scope deze kwetsbare constructieve elementen niet altijd zullen opmerken, waardoor een dergelijk gebouw niet bij LOOV wordt gemeld en buiten de scope blijft.

Gebouwen met schademelding(en)

Aan de hand van een onderzoek naar meldingen van fysieke schade bij het IMG kan het ACVG, met de huidige stand van de wetenschappelijke kennis, niet opmaken of de gebouwen buiten de scope aan de Meijdam-norm voldoen. Dit onderzoek heeft ons dus geen directe informatie voor dit advies gegeven, maar kan in de toekomst als de kennis hierover verder ontwikkeld is wel waardevol zijn voor het identificeren van eventuele risicovolle gebouwen.

Gebouwen met AOS-meldingen

Na onderzoek van AOS-meldingen bij het IMG concluderen wij dat het aannemelijk is dat er buiten de scope gebouwen zijn die niet aan de Meijdam-norm voldoen. Bij bestudering van de dossiers van 52 adressen buiten de scope met een gegrond verklaarde AOS-melding blijkt dat er vier adressen zijn waarbij te verwachten is dat de seismische weerstand door de gemelde schade of AOS wordt beïnvloed. Uit bestudering van negen versterkingsadviezen van gebouwen binnen de scope met een AOS-melding blijkt bij vrijwel al die adviezen een verband tussen de AOS en de benodigde versterking.

Quickscans

Het ACVG heeft ook nog bij zes andere informatiebronnen, in eerste instantie via een quickscan, bekeken of daarin bruikbare informatie zou kunnen zitten om een indruk te geven van de veiligheid van de gebouwen buiten de scope. Dat bleek niet het geval.

3.6.2 Algemene conclusie op basis van de resultaten van de deelonderzoeken

De resultaten van onze deelonderzoeken leveren een wisselend beeld op. Hoewel onze onderzoekslijn bij de typologieaanpak tot een geruststellende conclusie leidt, geven de veiligheidsbeoordelingen in de steekproef en ons onderzoek naar AOS-meldingen de indicatie dat er gebouwen buiten de scope voorkomen die niet aan de Meijdam-norm voldoen. 

In de analyses is steeds gekeken naar deelverzamelingen uit de Groningse gebouwenvoorraad. Om een uitspraak te kunnen doen over alle gebouwen buiten de scope, moeten wij nagaan of wij deze onderzoeksresultaten kunnen verbreden. Meer hierover vindt u in hoofdstuk 5.

Eerst gaan wij in het volgende hoofdstuk in op de vraag of de huidige processen ook aanleiding geven om te stellen dat er gebouwen buiten de scope kunnen voorkomen die niet aan de Meijdam-norm voldoen.